Een keiharde klap volgt als de vliegtuigwielen contact maken met het asfalt van de landingsbaan in Krabi. Voor mij weinig boeiends, maar voor een aantal inzittenden zichtbaar schokkend. Het is de derde vlucht van vandaag, en ik ben al dik dertien uur onderweg. Eindelijk zit het slopende programma er nagenoeg op.
Vanochtend om kwart over vijf vertrok ik in Kuta op Lombok naar Jakarta, om daarna richting Kuala Lumpur en nu dus Krabi te reizen. Diverse landen, diverse tijdzones en diverse keren langs de paspoortcontrole. Op de gigantische vliegvelden van Jakarta en Kuala Lumpur moest ik bovendien van terminal wisselen.
Kortom, een hele expeditie en ik ben blij bijna op mijn bestemming te zijn. Koh Lanta in dit geval. De eigenaar van de homestay pikt me zo op in de aankomsthal, om de laatste horde te nemen. Het is nog ongeveer een uur om op het eiland te komen.
Intussen is het half zes, voor mij eigenlijk een uurtje later gezien het tijdverschil met Lombok. Een tikkeltje vermoeid loop ik samen met de overige passagiers de luchthaven binnen. Op een niet te missen fris blauw gekleurde billboard lees ik met slaperige oogjes:
“Every immigration officer has the right to refuse entry.”
Gezellige binnenkomer, denk ik dan. Aan de andere kant: het is zo’n typisch iets wat waarschijnlijk bij het standaard-riedeltje hoort – zo vertel ik mezelf.
Eenmaal de hoek om zie ik vier rijen staan voor de paspoortcontrole, en ik sluit achteraan in de meest rechtste daarvan. Zonder goede reden overigens, puur op instinct. De lengte van de rij valt reuze mee, niet te vergelijken met hoe het eraan toegaat in het hectische Bangkok of Kuala Lumpur. Binnen tien minuten zit ik in de auto, schat ik zo in.
Voor me staat een groep meiden uit Maleisië, die ik uit het vliegtuig herken. Twee daarvan kijken snel naar me en ik lach vriendelijk terug. Vervolgens werp ik een blik op de dame bij de paspoortcontrole en ik kan het nauwelijks geloven. Het is dezelfde persoon die ik twee maanden eerder voor me had. De boze vrouw die zo ontzettend moeilijk deed en me niet binnen leek te willen laten.
Ik herkende haar direct aan d’r nogal strenge gezichtsuitdrukking. Lippen strak op elkaar gedrukt, ogen gespannen en geen greintje blijheid. Ze heeft een ijskoude houding die iets vertelt als: wat kom je hier doen? Iemand die haar baan wel erg serieus neemt en er stiekem lol in lijkt te hebben om toeristen zenuwachtig te maken.
Thailand, het Land van de Glimlach. Nou, hier op de luchthaven is het een ander verhaal.
Mijn gemoedstoestand was tot dusver goed, maar is compleet omgeslagen.
Ondanks het weinige aantal mensen wordt de rij er niet bepaald kleiner op. Hetzelfde geldt voor de rij naast me. De strenge vrouw doet inderdaad wat ik al verwachtte: ze maakt het vrijwel iedere toerist knap lastig.
Intussen is een gozer met Afrikaanse roots van ergens halverwege de dertig aan de beurt. Hij stapt naar het loket en de medewerkster straalt uit er nog minder zin in te hebben dan ze al had.
“Follow the instructions!” snauwt ze met schelle stem naar hem, als hij een ‘fout’ maakt. Onderdanig drukt hij zijn vingers op het scanapparaat, en de vrouw kijkt met de nodige argwaan in z’n paspoort. Ze legt hem het vuur aan de schenen en laat haar ongenoegen blijken door een paar keer geagiteerd nee te schudden. Kort daarop loopt ze met tegenzin uit het kamertje en begeleidt de jongeman naar de linkerkant van de ruimte, waarschijnlijk voor een extra vragenvuur.
Ik en een stel toeristen kijken elkaar onbegrijpelijk aan. Wat een poppenkast zeg.
Het duurt en het duurt. Er is vrijwel niemand die snel door de controle is. Net alsof iedereen hier iets op z’n kerfstok heeft.
En dat terwijl de Thaise overheid toerisme wil stimuleren, zo heeft het onlangs de visumvrije entree van een naar twee maanden verlengd. De immigratiemedewerkster lijkt heel anders in het spel te zitten.
Haar vrouwelijke collega kan net zo min als een gemakkelijke tante omschreven worden trouwens. Met een mondkap die haar halve gezicht bedekt is het onmogelijk haar emoties te peilen, al lijken die me door haar chagrijnige gedrag weinig te verschillen van haar narrige collega.
Verderop in de ruimte zie ik de Afrikaan nog steeds wachten, in de lucht turend en hopend op het beste.
Inmiddels is het bijna zover en sta ook ik oog in oog met een van de twee beambten. Tegen het Maleisische meisje voor me grap ik: “I hope I get the left one and you the right,” doelend op de immigratie-medewerkers. De rechter is namelijk de vrouw waar ik niet al te fijne ervaringen mee heb, en ik zodoende liever ontwijk. Niet dat de linkerdame nou zo sympathiek is, maar toch. Ze moet er wel om lachen.
Zoals het meestal gaat in zulke situaties, lopen ze niet als gehoopt. En inderdaad, het meisje voor me is aan de beurt en wordt aan de medewerkster met het mondkapje gekoppeld, terwijl ik veroordeeld ben tot de strenge vrouw die nog met iemand bezig is.
“Oh shit, I got the right one,” fluister ik tegen de Maleisische en ze wipt me tactisch naar haar plek toe, zodat ik alsnog bij de andere dame beland.
Ik meld me, maar een simpele hoi is al teveel gevraagd. De ogen boven haar mondkap boren dwars door me heen en beloven weinig goeds.
“Passport.”
Meteen nadat ik het donkerrode boekje aan haar geef, volgt op vijandige toon en zonder me aan te kijken: “What are you coming to do in Thailand?”
“Traveling, like I always do,” antwoord ik met een tamelijk nonchalante houding.
De sfeer is ronduit grimmig, en het ziet er niet goed uit.
Op hetzelfde moment zie ik d’r collega haar hoofd naar me toedraaien en volgens mij herkent ze me. Ik mag hopen dat ze er zich niet mee gaat bemoeien, dan zijn de rapen gaar.
Een vlaag van angst gaat door me heen.
Godzijdank blijft het bij kort oogcontact.
Ogenschijnlijk geïrriteerd bestudeert de immigratiemedewerkster met mondkapje grondig bladzijde voor bladzijde, op een manier waarvan je de indruk krijgt dat ik allerlei illegale dingen heb uitgevreten. Zelfs de lege pagina’s worden allemaal geïnspecteerd.
Ik kijk achter me en zie sommige van de wachtenden iets uitstralen als: hopelijk krijgen wij zometeen niet hetzelfde gezeik voor onze kiezen. De Afrikaanse man staat eveneens nog altijd te wachten op duidelijkheid.
Voor mijn neus gaat de paspoortanalyse rustig verder.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat het in totaal tien minuten duurt. In mijn paspoort staan behoorlijk wat Thaise stempels, veelal geven ze lange verblijven aan.
Vermoedelijk vindt ze dit niet leuk en zelfs verdacht. Er zijn in Thailand de laatste jaren flink wat problemen met toeristen die zonder geldige werkvergunning in Thailand hun diensten aanbieden, en zo belasting ontduiken.
“These stamps are old. It’s been two months since I visited Thailand. This year I’ve been here only once,” zeg ik ondertussen enigszins bezorgd en geprikkeld.
De kille vrouw geeft geen krimp en lijkt tot iets heel vervelends in staat: mij het inreizen weigeren. De geconcentreerde en nijdige blik op de pagina’s in mijn paspoort wordt er niet beter op en maakt me onzeker.
Als wanhopige poging vervolg ik: “Is there any problem? Please tell me, so I know what I can improve next time.” “There is no limit to enter Thailand with the visa exemption when you fly, right?”
Het zijn waarom-vragen die wij in Nederland heel normaal vinden, maar in Thailand minder getolereerd worden. Shit, had ik dit wel moeten doen, vraag ik mezelf vertwijfeld af.
Zweet druppelt uit mijn okselklieren en maakt de toch al benarde situatie alleen maar erger.
Pfff, wat een gedoe zeg! Dit is beslist niet wat ik had gedacht.
Plotseling gaan haar ogen van mijn paspoort naar mij. Het heeft iets weg van een robot die van taak verandert.
“I have the right to ask you any question I want.”
Ik bevestig wat ze zegt en voel op een of andere manier dat het kwartje wel eens de goede kant op kan vallen.
Toch moet ik nog iets kwijt:
“But I have the feeling I did something wrong, because it takes so long.”
Er valt een korte stilte, er staat iets te gebeuren.
Ze pakt het stempelapparaat erbij en stempelt op een pagina vol landen-stempels de visumvrije entree in mijn paspoort. (Geen idee waarom ze geen lege pagina kiest, maar ach, boeiend ook.)
Yahoeee, het is gelukt! Ineens ging het zo snel. Onwerkelijk. Van binnen vier ik een feestje. Ik probeer de blijheid en verlichting niet uit te stralen, om alle mogelijke wantrouw te vermijden.
Onmiddellijk gaat ze verder:
“No, but when I have questions I have the right to ask them to you.”
Een volslagen warrig verhaal, maar ik besluit eieren voor mijn geld te kiezen en een soort van compassie te tonen. Twintig minuten heeft deze voorstelling geduurd. Nooit eerder heb ik zo moeten zweten bij de controle.
Uit het niets schiet er me nog een vraag te binnen: “Is it possible to extend this visa exemption with 30 days like the former visa exemption?”
Tegelijkertijd strijk ik m’n haar uit mijn gezicht en realiseer ik me dat dit misschien niet de meest slimme vraag is. Het kan immers op een langer verblijf duiden. Iets waar ze juist niet happig op is, als ik het allemaal goed begrijp.
Als van gedaante verwisseld zie ik plots een voorzichtige vriendelijkheid in haar ogen verschijnen.
Het is net een psychologisch spel waarin ik getest word of zo.
“Yes, you can extend with another 30 days,” verzekert ze me.
Ik ben volkomen verrast vanwege haar onverwachtse behulpzaamheid aan het eind en het feit dat ik kan verlengen. Mooi meegenomen, mocht ik langer willen blijven.
Daarna pak ik gauw mijn paspoort aan en “Sawadee krap” is waarmee ik haar bedank. Opgelucht loop ik door.
Het enige wat nog rest is mijn bagage door de scanner halen. Dat gaat gelukkig zonder moeilijkheden.
Of de Afrikaanse man uiteindelijk binnen is gekomen, weet ik niet. Ik betwijfel het.