Het is tegen half drie als ik in het centrum van Ubud rondslenter. De lucht bestaat uit een grote wolkensluier en een mengsel van stof en uitlaatgassen. Het is een drukke, gehaaste omgeving waar je continu in een alerte staat bent. Scooters komen namelijk van alle kanten op je af en de stoep zit vol scheuren en ongelijkheden.
Wanneer ik het straatje Jalan Kajeng insla en even later in de oneindige rijstvelden sta, lijkt het net of ik ergens in de middle of nowhere ben. Het is dat ik de Kajeng Rice Fields ken, anders had ik inderdaad niet beter geweten.
Ik ben overigens niet zonder reden naar deze plek gelopen. In de natuur zijn en zoet vruchtwater uit een kokosnoot slurpen is wat ik wil. Mezelf terugtrekken in de rust. Hier in de rijstvelden werkt ene Nyoman, een lokale kokosnootheld die inmiddels door vele toeristen bezocht is. In 2019 heb ik hem al eens gezien, en nu jaren later blijkt hij er dus nog steeds het lekkere drankje te verkopen.
Aan de rand van de de rijstvelden (hier) heeft hij een eenvoudige houten hut omgetoverd tot een soort kokosnoot-warung. Op de wanden staan lovende berichten van mensen die er eerder kwamen. “Thanks for learning how to climb the coconut tree,” “The best coconut in town,” “Magic place!” en “It was nice to talk with you Nyoman” zijn daar een paar voorbeelden van.
Als ik de gammele schuur nader zie ik tot mijn teleurstelling helemaal niemand. De boel lijkt dicht. Een eindje verderop zitten twee mannen op een bank met elkaar te praten. Een daarvan is Nyoman, ik herken hem aan zijn lange grijze haren, tengere gelaat en zijn niet te missen glimlach. Daarop vraag ik hem “Are you open?” Helaas is hij gesloten, hij heeft ook geen kokosnoot meer liggen om open te hakken.
Behulpzaam en lief als hij is, zegt hij desondanks wel iets voor me te kunnen betekenen. Plots zie ik hem naar boven kijken, inspecterend of er ergens een rijpe kokosnoot hangt. Indien hij van plan is te doen wat ik denk, dan zou ik zeggen: laat maar zitten. De palmen zijn hier namelijk torenhoog, ik schat zo’n 15 tot 20 meter. Indien je daaruit dondert, kan je het niet meer navertellen. Het is voor hem echter dagelijkse kost, zo is het ook weer.
Op blote voeten zet Nyoman koers richting een drassig rijstveld, waaruit een slanke palmboom omhoogsteekt met meerdere joekels van kokosnoten. Hij gebaart me hem te volgen. Vervolgens pakt hij zelfgemaakte schoenen erbij, die hij van dik touw heeft gevlochten. Ze helpen om zijn voeten te beschermen en zorgen voor goede grip, zo legt hij uit.
Seconden later klimt ‘ie werkelijk als een aap de boom in, klauterend naar de top. Zo ontzettend beheerst. De man is de zestig gepasseerd, maar heeft de souplesse van een kind. Gefascineerd kijk ik toe. Wat een held zeg! Ik zou immense hoogtevrees hebben, maar goed. Boven draait hij een aantal kokosnoten los van de stengels waaraan ze bungelen. Een scheurend geluid volgt en een tros met drie stuks plonst vervolgens in de modderpoel van het rijstveld.
Hoe vaak zou hij dit al hebben gedaan? Een keer of vijfhonderd? Het lijkt hem ogenschijnlijk geen enkele moeite te kosten. Alsof hij zojuist naar de markt is geweest om inkopen te doen.
Nu de buit binnen is, laat Nyoman zich in sneltreinvaart via de stam naar beneden glijden. Daarna steekt hij zijn hand in het zompige veld om de steenvruchten stuk voor stuk te pakken. Ze blijken echter muurvast te zitten. Na flink trekken en wat onsmakelijke blubbergeluiden weet hij ze toch los te rukken. Daarna maakt hij ze schoon in de naastgelegen sloot. Ik vraag of hij hulp nodig heeft met dragen, maar dit is niet nodig. We lopen terug richting zijn hut en hij maakt de kokosnoot voor me open. Verser kan niet.
Hij geeft de balvormige en knalharde vrucht aan me en zegt dat ik binnen in de hut kan gaan zitten om hem op te drinken. Wel waarschuwt hij me om bij het naar binnenlopen te bukken, aangezien ik anders mijn hoofd tegen een door het dak bedekte houtbalk stoot.
Het kokoswater is verrukkelijk. Lekker zoet en verfrissend. Aan alles voel je dat dit spul goed voor je is. Het uitzicht op het pure, groene landschap met palmbomen en traditionele Balinese huisjes heeft een ontspannende werking op me. Het geeft me het idee ver van de bewoonde wereld verwijderd te zijn, terwijl die letterlijk om de hoek ligt.
Nyoman komt naast me zitten en vertelt al een jaar of veertig hier in de rijstvelden te werken. Hij weet alles over het planten en oogsten van rijst en over de geneeskrachtige kruiden die in het gebied groeien. Ook maakt hij al jarenlang zelf kokosolie, waarmee hij een klein zakcentje verdient. De kokosnootshop is hij later gestart. Iedere ochtend klimt hij de bomen in om verse kokosnoten eruit te ‘plukken’. We praten verder over hoe sereen Ubud in de jaren zeventig was, een schril contrast met de situatie vandaag.
Ondertussen vallen m’n ogen op zijn gebit, of wat er nog van over is, en vraag ik me af of hij niet enorm geholpen zou zijn met een bezoek aan een tandarts.
Ik twijfel sterk of het verstandig is om hem ernaar te vragen, maar ik besluit het toch te doen. “Your teeth, you need to be careful because bacteries can eat your gums etc.” Hij lijkt verrassend genoeg blij dat ik het bespreek. Vroeger heeft hij iets gegeten waarna z’n hele mond opzwol en voor ondraaglijke pijn zorgde, zo begint hij te vertellen. Destijds waren er geen tandartsen op het eiland, en dus koos hij voor bepaalde natuurlijke remedies. Onder andere op basis van citroengras. Ondertussen wijst hij naar een aantal stengels naast de schuur, inderdaad citroengras! Na meerdere pogingen verdwenen de zwellingen en de pijn, maar werden zijn tanden langzaam aangetast en heeft hij behalve een paar gehavende voortanden weinig meer over.
En nu, zegt hij, heeft hij geen geld om z’n gebit onder handen te nemen. Dit gaat in de duizenden euro’s lopen, volstrekt onhaalbaar voor een simpele local als Nyoman die leeft van minimale inkomsten. Het is trouwens ook niet zijn eigen rijstveld waar hij werkt, al hoopt hij er zich ooit eentje te kunnen veroorloven.
Wat hebben wij het toch eigenlijk goed hè?
Met zijn typerende vriendelijkheid vraagt hij of ik het kokoswater opheb, zonder te overdrijven bijna een liter. Ik geef de kokosnoot aan hem, die hij vakkundig open weet te hakken. Zelfs dat is niet zo eenvoudig als het lijkt. Probeer maar eens meerdere keren in precies dezelfde groef te slaan. Uit de zijkant snijdt hij een stuk dat als lepel dient om het glibberige vruchtvlees mee op te eten.
Na nog even genoten te hebben van de rust, bedank ik hem voor het delen van zijn levensverhaal en het speciaal voor mij in de boom klimmen om een kokosnoot te vinden.
Ervaringen, hoe simpel ook, geven je leven kleur. Of zijn het juist die eenvoudige momenten die extra speciaal zijn? Als je ooit in Ubud bent, ga dan sowieso eventjes kijken bij deze bijzondere man.