Je weet het misschien nog: een dikke maand geleden ben ik van Koh Phangan naar Da Nang in Vietnam gereisd, vanwege het verlopen mijn Thaise visum. Bij aankomst had ik direct zoiets van: pfff… wat een drukte zeg. Gelukkig had ik een fijne accommodatie met lieve mensen en ben ik er een maand geweest.
Ik zag uit naar de volgende bestemming. Het liefst wilde ik terug naar Thailand, omdat ik zo’n leuke tijd op Koh Phangan had gehad. Er waren twee keuzes: een directe vlucht naar Bangkok of naar Chiang Mai. Ik koos voor het laatste.
Chiang Mai was ik jaren geleden al geweest en ik vond het toen een chille stad. Mooie tempels, natuur in de omgeving en een heerlijke backpacksfeer.
Bovendien hoor je de laatste tijd van vrijwel iedereen dat Chiang Mai de place to be is voor digital nomads, bloggers en andere online ondernemers.
Perfect dus. Toch?
Aangekomen op de luchthaven van Chiang Mai was ik zoekende hoe naar het centrum te komen. Aangezien dit slechts 4,5e kilometer verderop lag, kon ik wat mij betreft best lopen. Bijna bij de uitgang van de airport begon een man vanuit een auto naar me te roepen. Voor 50 baht kon ‘ie me wel afzetten bij mijn hotel. Terwijl de normale taxi 150 baht kost. “No scams like in Bangkok hey?” vroeg ik nog een paar keer. “No no, this is not Bangkok,” stelde hij me gerust.
Uiteindelijk bleek het toch te mooi om waar te zijn en liet hij doorschemeren me naar een bepaalde accommodatie te willen brengen, waarschijnlijk een commissiepunt voor hem. Hij kwam hier uiteraard pas mee toen we reden. Ik zei dat ik al een plek had en moest lachen aangezien het dus alsnog een scam was. De conclusie van het verhaal is dat ik 2 kilometer voor mijn hotel ben afgezet. Het laatste stukje heb ik gelopen.
Doorweekt van het zweet kwam ik eindelijk aan bij het hotel. Daar dropte ik mijn backpack in de kamer, waarna ik een rondje ben gaan wandelen. Ik belandde op een levendige straat in de wijk Santitham met allerlei streetfood-kraampjes. Die typische gezellige sfeer met de Thaise kookgeuren die je overal ruikt. Het voelde goed. Wel merkte ik al snel dat ik op moest letten waar ik wandelde, scooters en auto’s raasden namelijk op centimeters afstand langs me heen.
Even later liep ik binnen bij een lokaal eettentje en kon na een maand Vietnam eindelijk weer eens lekker pittig Thais eten. Tegenwoordig zeg ik er zelfs specifiek “spicy” bij. De fried rice met seafood was heerlijk en voelde een beetje als thuiskomen. Wat had ik deze intense smaak gemist zeg.
De dag erop ben ik op zoek gegaan naar plekken om voor een langere tijd te blijven, ik zat te denken aan een maand. Een behoorlijke opgave zo bleek. December is hoogseizoen in Thailand en met name in Chiang Mai. Behalve toeristen komen er veel Thai naar het noorden om van het relatief koele weer te genieten. Tel daarbij op dat alle inreis-restricties met betrekking tot COVID zijn afgeschaft, waardoor veel plekken helemaal tot de nok toe volzitten en de prijzen de pan uit rijzen. Vrijwel overal kreeg ik “full” te horen. Bij enkele deprimerende gebouwen in een buitenwijk hadden ze wel plek, al zag ik mezelf daar eerlijk gezegd niet zitten. Van die mega-condo’s waar iedereen z’n eigen leven leeft, heel onpersoonlijk allemaal. En als je door je raam naar buiten kijkt, zie je leegstaande gebouwen, een drukke weg en andere kantoor- en woontorens.
Ik werd er niet vrolijk van. Redelijk gedesillusioneerd plofte ik op het bed van mijn hotelkamer. De dag erop vond ik gelukkig alsnog een Airbnb. Een aftands gebouw besmeurd met fijnstof, maar wel op een goede locatie en van binnen was het een oké studiootje.
Gisteren raakte ik met een Australiër in gesprek die hier al twee jaar woont. Ik vertelde hem dat ik langzaam gek begon te worden van al het verkeer, de uitlaatgassen en het niet chill kunnen rondlopen. Hij keek me alleen nogal onbegrepen aan. Alsof hij niet wist waar ik het over had. “In Bangkok is het veel erger.”
Dat zal allemaal best, maar in Chiang Mai is het qua drukte nu ook behoorlijk heftig hoor. Voor mij tenminste.
Langzaam begon ik mezelf de vraag te stellen of ik eigenlijk wel een maand in Chiang Mai wilde verblijven. Misschien was dit nu wel niet de plek voor me.
Het verkeer, de gebouwen, de drukte…
Zeker nadat ik net een maand in het hectische Da Nang was geweest.
Het simpele antwoord is denk ik dat het eilandleven in deze fase veel beter bij me past. Op de eilanden is het veel rustiger, er zijn stranden, veel groen, amper gebouwen en er hangt simpelweg een andere vibe dan in de stad. Slow life in plaats van die haastigheid. Ik wil schone lucht inademen en niet de dampen van motorvoertuigen hoeven ruiken, en telkens op mijn hoede moeten zijn of er niemand over m’n voeten rijdt. Vooral van dat laatste word ik soms gek.
Langzaamaan ben ik op Airbnb gaan kijken wat de mogelijkheden zijn op diverse eilanden om een poosje te blijven. Koh Phangan: vol, Koh Samui: vol, Koh Lipe: onbetaalbaar, Phuket: superduur, Koh Lanta: een aantal mooie opties.
En Koh Lanta voelt goed.
Daarom heb ik besloten om deze stap te zetten en Chiang Mai veel eerder te verlaten dan ik had gepland. Koh Lanta is gevoelsmatig de plaats waar ik moet zijn. In het verleden heb ik er bovendien al een hele fijne tijd gehad. Het is een plek die met me resoneert. Laat ik dat gevoel maar gewoon volgen dan.
En het positieve is dat ik de vrijheid heb om zo’n keuze te maken. Zo is het ook weer.
Tja, weet je…
Soms weet je pas wat je zoekt als je weet wat je niet zoekt. Die is op mij wel van toepassing. Wat zoek ik dan? Kennelijk een eiland, rust en natuur in plaats van een stad, drukte en gebouwen. Een plek waar je lekker op je scooter kunt toeren tussen de palmbomen zonder de hele tijd bezig te zijn met verkeer om je heen. Een plek waar je tot jezelf kunt komen.
Chiang Mai is niet voor mij. Nu niet in ieder geval.