Hoe Kuala Lumpur me finaal leegzoog

Na twee mislukte pogingen om een e-visum voor India aan te vragen zit ik teneergeslagen op mijn bed in Kuala Lumpur. Ik heb er net een vlucht vanuit Thailand opzitten en wil eigenlijk alleen nog maar slapen. Mijn ogen prikken van vermoeidheid en mijn hoofd bonkt als een malle.

Net als ik het licht uitdoe, hoor ik iemand in de gang bellen. Keihard praten, zonder ook maar het kleinste greintje omgevingsbewustzijn. Ik open mijn deur en vraag of de man in kwestie het ietsje zachter aan kan doen en graag in zijn eigen hok. Hij lijkt het te begrijpen.

Kort daarna start er een belsessie bij mijn buurman. Z’n indringende stem slaat dwars door de muur heen. Als hij daarna ook nog met de deur begint te slaan, lukt het me niet meer om tot tien te tellen. Opgefokt trek ik de deur van m’n kamer open en zie de oudere man in de deuropening staan bellen. Zeg maar gerust schreeuwen. Ik vraag hem onmiddellijk of hij met deze ongein kan kappen. Zijn duistere blik en het razend dichtrammen van de deur nemen echter alle goede hoop bij me weg.

Het daaropvolgende kabaal is ongelofelijk en mag je best asociaal noemen.

Ik kies eieren voor mijn geld en sluip in het donkere hol naar de badkamer om daar op de stenen grond te gaan liggen. Liever zonder matras dan de hele nacht naar vervelende stemmen te moeten luisteren. Met white noise-muziek op maximale volume zink ik langzaam in slaap.

Ironisch genoeg waren het allebei Indiërs. Die herken ik intussen uit duizenden.

De volgende ochtend ben ik nog gebrokener dan voordat ik in slaap viel. De receptionist vraagt of ik wil verlengen, en met een bijna cynisch lachje laat ik weten zo gauw mogelijk te willen vetrekken. Het was een helse nacht.

In plaats van een hotel besluit ik om, geheel tegen mijn gewoonte in, een paar nachtjes in een hostel te boeken. Hoewel ik gevoelig ben voor geluiden, denk ik dat je in een slaapzaal beter af bent dan in het gemiddelde Kuala Lumpur-budgethotel met flinterdunne muren, luide buren, schimmelkamers en ga zo maar door.

Na ingecheckt te hebben bij een cool hostel ergens op de vierde verdieping van een gure parkeergarage, is het tijd voor een wandeling en anoniem te verdwijnen in de massa.

Het verschil tussen Kuala Lumpur en het eilandleven wat ik de laatste 3 maanden heb gehad, kan gewoon niet groter zijn. Op Koh Lanta ogen de mensen relaxed en hangt een gemoedelijke sfeer. Hier in de metropool lopen mensen gevangen in hun telefoon als robots door de stad. De een neurotisch lurkend aan een vape, de ander met een mondkapje op. Ze slenteren als een sliert mieren door shoppingmalls en nemen selfies met een beeld van een pandabeer of pal voor een exclusieve merkwinkel. Buiten staan zakenlui te roken of het machines zijn en maken loonslaven rond het middaguur hun gebruikelijke ommetje van maximaal twintig minuten.

Wanneer ik de blikken van mensen bestudeer, zie ik onrust, ongeluk en een verlaagd bewustzijn. De grijze Westerling van begin zestig die met een holle blik een hap van zijn sauzige en moemakende fabrieksbroodje neemt, is wat dat betreft tekenend.

Vlakbij mijn hostel in de hippe wijk Bukit Bintang zie je het ene uiterste na het andere. Links van me dure boetiekwinkels en vrouwen in mantelpakjes en aan de andere kant shady massagesalons en een donkere, halfnaakte man die zonder pardon z’n snikkel uit zijn broek slingert om midden op straat te zeiken.

Voor torenhoge gebouwen, modern en stokoud overgenomen door zwarte aanslag, staan geronselde Nepalezen in een wit kostuum de boel te bewaken. Hun paspoort is voor drie jaar achter slot en grendel verdwenen en ze draaien soms diensten van liefst 24 uur. Ze lachen altijd, maar nadat je met ze gekletst hebt weet je wel beter.

Deze dagen wandel ik op een soort badslippers in een slobberige tanktop en een sportbroekje door de stad. Comfort boven de looks. Op een eiland heel normaal, in Kuala Lumpur word je door sommige figuren met dedain aangekeken. Uiterlijk is wat er hier vooral toedoet, en wél kloppend volgens het algeheel geaccepteerde modeplaatje. De oordelen in de grote stad zijn eindeloos.

In het KLCC-park, het enige stukje groen in de buurt, zitten ‘vrienden’ in de houten paviljoens te chillen. Gepraat wordt er niet, ze verschuilen zich allen achter hun telefoon.

Ik heb het idee dat iedereen zichzelf in deze stad verloren is. Niets duidt op enige connectie, alles lijkt over individualiteit te gaan.

Het is net een metaverse, een omgeving waarin alles gedigitaliseerd is. Ronduit onwerkelijk. Het is op sommige momenten alsof ik naar een film kijk.

Omdat ik zo moe ben en inmiddels ook een beetje ziek, leg ik mezelf neer op het gras om een powernap te doen. Even wegdrijven van deze surrealistische wereld en de knagende futloosheid.

Op enig moment sta ik in een TL-licht gehulde supermarkt en valt mijn oog op een sectie met medicijnen. De samenvatting van alle teksten is dat ze al je problemen oplossen. Van pijn en slapeloosheid tot aan erectiestoornissen en depressies. Voor de zoveelste keer deze week trekt er een vlaag van ongeloof door me heen.

Een eindje verderop verdrinkt een gezette Arabier zowat in zijn geeuw. Volslagen herkenbaar voor mij, gezien de weinige uurtjes slaap die ik de afgelopen dagen heb gepakt.

In de week waarin ik in de Maleisische hoofdstad verblijf zit ik geen moment op mijn normale energieniveau. De energie die ik op Koh Lanta iedere dag voelde stromen, is in deze beton gegoten vlakte langzaam uit me gezogen. Zie het als een batterij die het op 25 procent moet doen.

Teveel prikkels, teveel onrust, teveel kunstmatige invloeden. Te weinig natuur, te weinig rust, te weinig puurheid.

Ruis die me volledig opslokt.

Ondanks dat ik geen enkele verplichting heb, voel ik me hier op een of andere manier opgejaagd.

Nooit eerder heb ik het verschil tussen de stad en een eiland zo sterk beleefd.

Ik vond Kuala Lumpur altijd een heerlijke plek, maar misschien ben ik door al het eilandleven van de laatste jaren wel teveel veranderd. Of laat ik zeggen: meer tot mezelf gekomen.

Of wellicht is het slechts een momentopname. Het India-verhaal zit natuurlijk tegen plus ik heb bagger geslapen.

Als ik nu aan überhaupt een stad denk krijg ik het al snel benauwd.

In de bus naar het vliegveld val ik met m’n hoofd tegen het raam in droomloze slaap. Veel symbolischer had het niet kunnen zijn.

Avatar foto
Over de auteur

Backpacker in hart en nieren. Altijd op zoek naar avontuur. Auteur van diverse succesvolle reisgidsen, waaronder 'Backpackgids Azië', 'Backpackgids Australië' en 'Backpackgids Zuid-Amerika'.

Laat een reactie achter

Over mij

Ik, Robbert, heb begin 2014 alles opgezegd om van reizen mijn leven te maken. Mijn doel is om andere backpackers te ondersteunen en te inspireren met de ervaringen die ik opdoe. Ga jij binnenkort ook op avontuur?

Lees hier mijn persoonlijke verhaal.

Coaching

Zit jij met vragen? Voel je je ergens onzeker over? Kan jij simpelweg wel wat persoonlijke hulp gebruiken met betrekking tot je reis?

Laat mij je dan 1-op-1 coachen, en ga die reis maken waar je van droomt.

Vertel me meer

Mijn reisgidsen

Al jarenlang schrijf ik avontuurlijke backpackgidsen om backpackers te inspireren en te helpen.

En sinds kort heb ik verschillende bundelaanbiedingen beschikbaar, waardoor je gebruik kunt maken van extreem hoge kortingen.

Vertel me meer

Koop je liever een losse gids? Klik dan op een van de banners hieronder:

Banner-Backpackgids-Azie

Banner-Backpackgids-Indonesië

Banner-Backpackgids-Bali

Banner-Backpackgids-Filipijnen

Banner-Backpackgids-Australie-nieuw