De wekker van m’n iPhone loeide. Met slaperige ogen zag ik dat er ‘06.30 uur’ op het ietwat vette glazen scherm te lezen viel. Even wist ik niet waar ik was, maar al vrij snel kwam het besef dat ik in het bed van mijn koele hotelkamer in Taipei lag. Tegelijkertijd realiseerde ik me dat ik me in luttele minuten klaar moest maken om naar de airport te gaan, om 10.10 uur stond namelijk m’n vlucht naar Filipijnen gepland. Ik verheugde me erop, want -Christiaan- een vriend van me uit Nederland zou me daar komen opzoeken. De vliegreis ging naar Cebu City, een stad waar ik tot dan toe nog nooit was geweest.
Wel had ik er al veel over gehoord, al ware dat niet bepaald positieve dingen. De algemene boodschap die ik uit alle verhalen meekreeg was een beetje: verlaat het centrum zo snel mogelijk en spring op de boot naar een van de eilanden. Of beter: doe dit meteen.
Vrijwel altijd als ik aan Cebu dacht, bracht ik mezelf gevoelsmatig in typische vakantiesferen door aan witte poederstranden, wuivende palmen en turquoise wateren te denken. De naam heeft voor mij iets tropisch. En als je Cebu googelt, worden die gedachten bevestigd. Het eiland Cebu is alleen niet de stad Cebu, logisch. Echter, op een of andere manier bleven m’n hersens die link leggen. Als het eiland zoveel mooie plekken heeft, dan zal de stad ook wel meevallen toch? No way. Mijn idyllische voorstellingen zouden als sneeuw voor de zon verdwijnen op het moment dat ik er de eerste voetstappen zette.
Aangezien ik ’s middags rond een uur of halftwee landde en Chris de dag ervoor al was aangekomen, spraken we af om elkaar te zien op Bohol. Zodoende zou ik Cebu City niet in hoeven te gaan en op een leukere plek terechtkomen.
Daarom checkte ik bij aankomst wat een Grab-taxi kostte om me naar de Cebu Port te brengen. Voor ik kon boeken, werd ik buiten aangesproken door een lokale taxichauffeur. Ik noemde de Grab-prijs en de man gaf me een lagere prijs, en dus stapte ik bij hem in. Op de haven kocht ik een ticket voor de immense ferry die me even later naar het chille eiland Bohol zou brengen.
Alleen ja, laten we eerlijk zijn, je moet iets wel een eerlijke kans geven toch? Hoe vaak is het immers niet voorgekomen dat ik mensen negatief hoorde praten over bepaalde bestemmingen en ik het zelf juist totaal anders ervaarde?
Vietnam zou shit zijn, Pai een gehypet hippiedorp en Bali vergane glorie. Nou, voor mij niet. Ik heb op al deze plekken juist een heerlijke tijd gehad. Ik kan niet anders zeggen.
Daarom, maar eerlijk gezegd ook vanwege het simpele feit dat ik er telkens weer uitkwam aangezien Cebu City gewoonweg de belangrijkste hub van het eiland is, ben ik er meerdere keren naartoe geweest. Zo heb ik zelf kunnen ervaren hoe het er is.
En zoals de titel van dit artikel al doet vermoeden: het is geen stad waar ik snel naar terug zal keren. Ik vind Cebu City echt helemaal niks.
Beland in Cebu Uptown
Na een paar dagen Bohol pakten we de boot richting het -naar men beweert- behekste Siquijor om daarna met schildpadden te gaan snorkelen bij het authentieke Apo Island. Als je daar meer over wilt lezen, dan verwijs ik je graag door naar de artikelen die ik erover geschreven heb. Want ja, dit stuk gaat immers over Cebu City.
Uiteindelijk zijn we via een vrij uitputtende reis langs Malatapay naar de haven van Dumaguete gereden, om daar per boot de oversteek te maken naar Cebu. Later die middag kwamen we redelijk gebroken aan en checkten we in in het USDA Dormitory Hotel. De reis had lang genoeg geduurd en het volledig vaststaande verkeer in Cebu City leek het laatste beetje energie dat we hadden uit ons gezogen te hebben. Overal auto’s, uitbundige jeepneys, bussen en stokoude trucks met loshangende uitlaten waar diepzwarte wolken rook uitkwamen. Een oneindige slurf aan voertuigen. Relatief weinig motorbikes trouwens.
Anders dan je gezien de naam van het hotel zou denken, hadden we er onze eigen kamer. Geen dorm dus. Een hele chille, comfortabele kamer. Eindelijk even rust dus. Althans, dit is wat we dachten. Maar daarover later meer.
Ons hotel lag middenin de Cebu Uptown, op meerdere websites lazen we namelijk dat dit het gezelligste gedeelte van de stad zou zijn. Inmiddels hadden we ons opgefrist en gingen we buiten een kijkje nemen of we ergens wat lekkers te eten konden krijgen.
Nadat we het grimmige straatje met onder andere een discutabele discotheek waren uitgelopen, zag het er ineens best gezellig uit. Drukke straten met mensen en locals die streetfood verkochten. Chris en ik kozen voor een vrij grote gegrilde vis, volgens mij was het een white snapper. We gingen zitten aan een laag bijzet-tafeltje en samen met wat ketjap en grof gesneden pepertjes smaakte de vis erg goed.
Rondstruinen over de Colon Night Market
Toen we klaar waren met eten kochten we tevens wat hartige snacks, want we hadden nog lichte trek. Ondertussen liepen we door naar de Colon Night Market, een drukbezochte avondmarkt waar je van alles kunt kopen. De welbekende nagemaakte boxershorts van Calvin Klein, schoenen van Nike en T-shirts met grappige prints, maar bijvoorbeeld ook allerlei accessoires voor je telefoon. Eigenlijk zo’n beetje alles.
Chris en ik hadden allebei niks nodig, en aangezien we onze backpacks niet onnodig zwaar wilden maken, waren we niet van plan om iets te kopen. Een paar momenten later stonden we echter toch in een kleine shop waar ze Hawaii-achtige blousejes verkochten, en kwam ik even in de koopstemming terecht. Zo gaat dat op zulke markten hè, je kent het vast wel?
Maar goed, na wikken en wegen liepen we door om eindelijk in ons bed te ploffen. Ik verdronk zowat in m’n diepe geeuwen, zo erg was het onderhand.
Een doorgedraaide ladyboy in ons hotel
Chris slingerde de tv nog eventjes aan, iets waar ikzelf totaal geen behoefte meer aan had. De keuze viel blijkbaar op een of andere b-serie, al was er volgens mij weinig anders. Op datzelfde moment hoorden we iemand keihard schreeuwen en schelden.
En echt, het bleef maar gaan.
Ik opende voorzichtig de kamerdeur om te kijken wat er speelde. Toen ik m’n hoofd schuw naar buiten stak zag ik links in de gang een tamelijk grofgebouwde ladyboy behoorlijk agressief tekeergaan. Ze oogde aardig bezopen en stond luidruchtig op een gesloten deur te bonzen, aan de andere kant hoorde ik een meisje doodsangsten uitslaan.
What the heck was hier gaande joh?
Toen ze me zag begon ze met haar rokerige stem naar mij te schreeuwen. Op de achtergrond zei Chris er in niet mis te verstane taal wat van, en besloot ik om eieren voor ons geld te kiezen en de deur dicht te doen.
Het leek me niet zo verstandig om met deze onvoorspelbare creep in gesprek te gaan. Alsof een gesprek überhaupt al mogelijk was. Deze figuur leek tot werkelijk alles in staat.
Goed, de ladyboy bleef op de deur van het inmiddels huilende meisje rammen en we konden horen dat ze door haar binnengelaten werd. Daar ging het geschreeuw en weet ik veel wat nog meer non-stop door. Een ongekend kabaal voor in een hotel.
Moe als we waren vielen we op enig moment in slaap. Middenin de nacht werden we alleen zonder pardon uit onze dromen gehaald, omdat het oorverdovende geschreeuw en gekrijs weer aan de gang waren.
We keken elkaar glazig aan, duidelijk overlopend van irritatie. Zonder overleg reageerden we instinctief: “Shut up!!!” Een scheldtirade met angstaanjagende kreten van de ladyboy volgde. Ze klonk helemaal doorgedraaid en niet meer voor rede vatbaar. Toen Chris en ik niets meer zeiden, verlegde ze haar woede wederom op het meisje in de kamer.
Na het nog enkele minuten de kans te hebben gegeven, was de maat nu echt vol. Ik besloot het over een andere boeg te gooien en naar de receptie te gaan om de problemen aan te kaarten. Op het moment waarop ik de deur rustig opendeed, bekroop me echter het gevoel dat de kust nog niet veilig was. Maar godzijdank zag ik niemand, dus kon ik richting de receptie om deze ongein zo snel mogelijk te doen stoppen.
Gek genoeg werd er geen actie ondernomen en leek de receptioniste verre van onder de indruk van mijn verhaal. Haar blik vertelde iets als: “Tja, zulke dingen gebeuren hier wel vaker.” Geïrriteerd verliet ik de lobby en stapte ik m’n bed weer in.
Uit de verderop gelegen kamer van de ladyboy en het meisje klonken nog altijd zorgwekkende geluiden. Je zou bijna denken dat het helemaal fout afloopt, is wat ik dacht. We lieten het gaan, wat konden we immers doen?
Ineens hoorden we een enorme knal.
Een stilte volgde. En geheel verrassend bleef het stil. Wat was die knal? Naja, de rust leek redelijk teruggekeerd.
De klok gaf ondertussen 2.59 uur aan en we vielen in slaap.
Om 7.00 uur ging de wekker alweer.
Na deze horrornacht vertrokken we totaal gedrained naar Mactan-Cebu International Airport om op het vliegtuig naar Siargao te stappen. De enorme verkeersdrukte konden we vanwege ons lage energieniveau nauwelijks aan, maar gelukkig deed de opgewekte taxichauffeur het werk voor ons. Achter de kilometers lange rijen van auto’s kwam de luchthaven in zicht. Eindelijk weg uit deze stad!
Eten op de Fuente Osmena Circle
Siargao was trouwens helemaal super, al zijn we vanwege de aanhoudende regen na 3 dagen met een gammel ogend propellervliegtuig teruggevlogen naar Cebu City.
We hadden nogal wat turbulentie en landden met een doffe knal, maar het belangrijkste was dat we veilig aangekomen waren.
Voor het gemak checkten we maar weer in in hetzelfde hotel. Deze keer waren er geen schreeuwende mensen te horen, een mooie meevaller dus.
Die avond besloten we om de stad toch nog een nieuwe kans te geven. We waren er immers pas 1 nachtje geweest, dus wellicht was alles vandaag anders.
Vlakbij ons hotel lag de Fuente Osmena Circle, een kennelijk populaire spot waar locals ’s avonds bijeenkomen. Het bleek echter vooral een retedrukke rotonde omsingeld door fastfoodketens, waar bij het voorbijlopen de ontsnapte vetdampen je neusgaten direct indringen. KFC, McDonald’s, Pizza Hut, Domino’s en het onder Filipinos zo geliefde Jollibee; ze zitten er allemaal. En een paar shoppingmalls niet te vergeten. Lokale tentjes? Nergens te bekennen.
Mijn definitie van gezellig is duidelijk anders, maar dat kan ook aan mij liggen natuurlijk.
Op de rotonde was verrassend genoeg wel iets leuks gaande. Een soort miniconcert waar lokale bandjes aan het spelen waren. Aan de zijkant stonden kraampjes die allerlei soorten vlees barbecueden. Met de nadruk op allerlei soorten, want ik heb er meer organen en niet-te-definiëren hompen vlees gezien dan de voor ons gebruikelijke dingen.
Chris en ik speelden op safe en gingen voor stokjes kipfilet. Althans, dat maakten we er zelf van, want zo zag het eruit. Anyway anyhow, het smaakte goed, dus daarover geen slecht woord. Groenten konden we overigens vergeten, al keek ik daar niet meer van op. Veel Filipinos lijken er niks mee te hebben.
Wel was er een ander soort groen, namelijk bomen en planten. Het enige stukje natuur wat ik in Cebu City gezien heb.
Van Cebu naar Hagnaya Port
De dag erop peerden we ‘m alweer. Bantayan Island was onze volgende bestemming. Daarvoor moesten we wel eerst naar de North Bus Terminal zien te komen en een bus naar Hagnaya Port vinden. Met een afstand van 5 kilometer prima te doen zou je zeggen. Het tegendeel bleek echter waar. Om kort te zijn: we deden er zowat een uur over, al hadden we dit ingecalculeerd. Maar man wat was ik blij om deze filestad weer de rug toe te keren.
We dachten nog even dat onze taxichauffeur ons een loer probeerde te draaien door extra geld te vragen voor het oprijden van de terminal. Al bleek dit de officieel geldende regel te zijn.
Het busstation zelf was in vervallen staat, compleet overspoeld met mensen en een balie om tickets te kopen leek nergens te bekennen. Wat wilde ik hier snel vertrekken zeg. Er werd ons verteld om bij de bussen zelf te kijken en ter plekke kaartjes te bemachtigen. Zo gezegd zo gedaan. Respect voor de buschauffeurs in deze stad, die zulke gevaartes besturen en continu op hun hoede moeten zijn vanwege het verkeer dat werkelijk overal is.
PS. Ondertussen is het busstation verhuisd naar een andere locatie, het kan dus zijn dat er dingen positief zijn veranderd.
Verkeerschaos, again
Na 5 dagen op Bantayan Island te zijn geweest gingen we ieder onze eigen weg. Chris ging terug naar Cebu City omdat hij de dag erop weer naar Nederland vloog, en ik besloot om m’n avontuur voort te zetten naar Malapascua.
Het was echter een hele opgave om van Bantayan af te komen door dreiging van een tyfoon. Gelukkig konden we een dag later met een gecharterde longtailboot richting het vasteland varen. Best eng in zo’n klein houten ding op de woeste zee, maar we hebben het overleefd 🙂 .
Mijn geplande avontuur op Malapascua viel trouwens in duigen. Er gingen namelijk geen bootjes, vanwege diezelfde tyfoondreiging. Toen ben ik naar een basic lodge bij de haven gelopen om te vragen of ze nog een slaapplaats hadden. De aardige vrouw bevestigde dit en liet me de kamer zien. Buiten de dunne wand die uit een paar vage platen bestond, was het allemaal prima. Op het gemeenschappelijke terras praatten we nog wat over de barre weersomstandigheden en de dreigende tyfoon, en daarna taaide ik vrij snel af om te gaan slapen. De volgende ochtend gingen er nog altijd geen boten, er zat zodoende niets anders op dan terug naar Cebu City gegaan.
Oh, wat had ik daar zin in. Not. Een mooi vooruitzicht daarentegen was de vlucht naar Palawan die 4 dagen later gepland stond.
De volgepakte bus maakte onderweg een stop om naar de wc te gaan en eventueel wat te eten. De bakken met vettige stukken worst, ingewanden en weet ik veel wat nog meer gaven me alleen weinig aandrang. Ik koos voor de meest veilige optie en hield het daarom maar bij witte rijst.
We naderden Cebu City, al betekent dat tegelijkertijd dat je muurvast komt te staan. Vanuit mijn openstaande raampje zag ik de erbarmelijke omstandigheden waarin sommige locals hier hun leven leiden. Vervallen hutjes, troep op de grond en een enkeldiepe plas vervuild water om zich in te wassen. Best wel heftig om te zien kan ik je zeggen.
Na bijna twee uur stapvoets te hebben gereden kwamen we eindelijk aan op het bizar drukke busstation. Daar nam ik zo snel als ik kon een taxi naar het Poshtel Hostel, de accommodatie die ik tijdens de busrit had geboekt.
Later las ik dat Cebu in het verleden meerdere keren tot ‘Worst place in the world to be a driver‘ is uitgeroepen. Nee, dit verbaasde me inderdaad niks.
Op zoek naar oordopjes groenten
Na het inchecken legde ik m’n spullen in de capsule waarin ik vanavond zou slapen. Nog een tijdje op mijn telefoon gezeten en daarna naar buiten gegaan. Tijd om iets te gaan eten.
Een ontspannen wandelingetje maken is op veel plaatsen in Cebu City echter een utopie. Veel wegen hebben geen stoepen, waardoor je veroordeeld bent om over de weg te lopen. En als er dan voor de zoveelste keer een auto aankomt, word je soms wel effe gek ja.
Dat gezegd hebbende, eerst wilde ik nog even oordopjes scoren, zodat ik vannacht geen last van eventuele geluiden zou hebben in het hostel. Ik ben namelijk vrij gevoelig aangelegd haha. Dit verwachtte ik simpel te fixen bij een van de apotheken, alleen ze hadden ze geen van allen. Ik kon het eigenlijk amper geloven, maar goed.
Anyway, op zoek naar eten. Vitamines, daar had ik behoefte aan. Bij veel eetzaken in de Filipijnen valt me alleen op dat groenten nogal eens een ondergeschoven kindje zijn. In Cebu City moet je serieus stad en land afstruinen om ze te vinden, ik zei het eerder in dit artikel al. En ook deze avond was het een hele opgave.
Een appje aan een vriendin van me:
“I am so annoyed! Looking for earplugs and they simply don’t have it in any pharmacy. Then I was searching for healthy food but I can’t find any vegetables. WTF?”
Toeval of niet, maar na een uur zag ik een eetzaak waar ze wél groenten hadden. Ik bestelde een bord witte rijst met gewokte ‘kangkung’, in het Nederlands bekend als ‘waterspinazie’, zonder die mierzoete oestersaus die er standaard bijzit. Zoiets eten voelde als een verademing.
Zin om nog door de drukte en de regen te wandelen had ik daarna niet meer. Al duurde het minutenlang voor ik alweer zo’n met verkeer overspoelde straat eindelijk kon oversteken. Ik vond het welletjes geweest en ging terug naar m’n hostel.
Totaal uitgeput kwam ik aan. Niet meer in staat om een gesprek te voeren. Het was een lange dag geweest. Als een blok viel ik in een diepe slaap.
Wellnessland: een lichtpuntje tijdens mijn verblijf
Een ding wist ik zeker: ik wilde de komende dagen ergens anders slapen dan in het Poshtel Hostel. Ik had een prima nacht gehad hoor, alleen het was ‘m toch niet helemaal of zo.
Of zoals ik in m’n dagboek zei:
“De eerste avond in het Poshtel geslapen, maar zo ‘Posh’ was het niet. Wel goed uitgerust.”
Ik verlangde naar iets anders. En wat dat ‘iets’ dan precies was, wist ik nog niet. In ieder geval wél een eigen kamer.
En dus keek ik die ochtend naar andere mogelijkheden. Na een online speurtocht kwam ik terecht bij Wellnessland, een op ’t oog vrij unieke accommodatie met een gaaf concept.
Zelf zeggen ze het volgende:
“Wellnessland is a healing and wholeness center in Cebu that offers retreat, detox, vegetarian food and health.”
Ik besloot om nog niet te boeken en eerst een kijkje te gaan nemen. Het was slechts 500 meter lopen, makkelijk te doen dus.
Onderweg kwam ik langs deze katjes:
Daar werd ik dan weer helemaal blij van 🙂 . Van de zak met troep ernaast minder, al was ik dat na meerdere dagen in Cebu City wel gewend.
Meteen toen ik binnenkwam in het guesthouse had ik zoiets van: yes, dit is een fijne plek. Het is er heel sereen en de knusse kamers zijn gebouwd van bamboe.
En wat dus helemaal geweldig is, is het restaurant. 100% vegan, al was ik daar niet persé naar op zoek of zo. Sterker nog, ik had er nul ervaring mee. Maar mijn kennismaking met veganistisch eten is hier zó goed bevallen, dat ik er helemaal enthousiast van werd. Hamburgers gemaakt van bonen, vegan-gebakjes en vooral heel veel groenten. Gezond eten, in tegenstelling tot het vele fastfood-troep in de nabijgelegen straten. En nog spotgoedkoop ook.
Boven hadden ze bovendien een ruimte om te sporten. Daar heb ik flink wat burpees en push-ups gedaan 😀 .
Om een lang verhaal kort te maken: ik heb de dagen gevuld met lekker eten in het vegan-restaurant, sporten, bloggen in de Starbucks en relaxen op m’n kamer. Ik had weinig behoefte meer om nog de stad in te gaan. De wandeltocht door de roerige hoofdstraat om bij Starbucks te komen, deed me dit direct weer beseffen.
Na 4 dagen was het tijd om Cebu City te verlaten. Deze keer voor goed wat mij betreft.
Mijn conclusie over Cebu City
Als je mij om een advies vraagt, zou ik het volgende zeggen: gebruik Cebu City sec als doorreisplek om op andere -en veel leukere- bestemmingen te komen. Denk aan Bohol (2 uur met de ferry). Of pak de bus richting de havens van Bantayan Island (Hagnaya Port; 4 uur reizen), de Camotes Islands (Danao; 2,5 uur reizen) en Malapascua (Maya Port; 5 uur reizen). Ook rijden er minibussen naar bijvoorbeeld Moalboal (4 uur reizen). Een andere optie is om het vliegtuig te nemen naar het surfeiland Siargao (1 uur reizen). Er is tevens een avontuurlijkere optie om op Siargao te komen, door met de ferry te gaan. De reis loopt dan via Surigao en in totaal ben je zo’n 11 uur onderweg.
Je hebt trouwens wel wat bezienswaardigheden in de stad hoor. Zo is er Fort San Pedro, wat een Spaans fort is uit 1565 dat men heeft omgebouwd tot een museum. Verder kun je de Fort San Pedro-kathedraal bekijken. Of Magellan’s Cross, hét katholieke symbool van de stad.
Enne, vlakbij de Fuente Osmena Circle die ik eerder besprak, ligt het Mango Square. Mocht je een avondje op stap willen gaan, dan is dit de plek waar je moet zijn. Je hebt er namelijk restaurants, bars en discotheken en ’s avonds komt het er helemaal tot leven.
Alleen, om hier nou speciaal voor naar Cebu City te komen? Wat mij betreft niet. Tenzij je van bakkerijen, Starbucksen en shoppingmalls houdt, daar barst het er namelijk van. Blijf in dat geval liefst zoveel mogelijk binnen, want buiten is het een grote smog-zooi.
De verkeerschaos is simpelweg bizar en nauwelijks voor te stellen, waardoor rondlopen door de stad gewoon niet chil is. Ook omdat er vaak geen stoepen zijn. En rijden is een nog groter een drama, maar gelukkig doe je dit niet zelf. Als je slim bent tenminste.
Christiaan en ik waren het op een gegeven moment zo zat dat we een hele middag in de Starbucks hebben gezeten. Daar zaten we in ieder geval in een enigszins relaxte omgeving in plaats van de drukte buiten. Nou, dan moet het vrij erg met je gesteld zijn of niet 😉 .
Ook vond ik het een heel gedoe om gezellige en gezonde eettentjes te vinden. Het zijn toch vooral sfeerloze plekken in malls, fastfoodketens of avondmarkten waar ze voornamelijk vette stukken vlees -waaronder ingewanden- verkopen.
En dan heb ik het nog niets eens gehad over de rotzooi op de straten, waar laaghangende stroomkabels boven hangen die in elkaar verstrengeld zijn. Op sommige stukken heb je net het idee dat je door een afgebroken ghetto loopt.
Verder mistte ik er ook gewoon een bepaalde sfeer moet ik je zeggen. Sfeer die je bijvoorbeeld wel hebt in Bangkok of Kuala Lumpur.
Nee, Cebu City is duidelijk niet mijn stad. Het feit dat ik amper foto’s heb gemaakt zegt eigenlijk alles. Al heb ik wel een fijne tijd gehad bij Wellnessland. Wanneer je naar Cebu City gaat zou ik echt hierheen gaan.
En begrijp me niet verkeerd: ik vind de Filipijnen prachtig. Alleen steden zoals deze trekken me niet. Je kunt er uiteraard altijd heengaan om je eigen mening te vormen. Je weet nu in ieder geval een beetje wat je kunt verwachten.
En… Wat vind jij van Cebu City?